Kun je een moment noemen waarop je besloot en nou wil ik wat doen?

Dat is langzamerhand gegroeid. Ik ben opgegroeid in een achterstandsgezin. Dat geldt voor mijn hele familie. Er was geen geld. We hadden geen TV en geen auto en gingen niet op vakantie. In het begin heb je het verschil  niet door maar als na de vakantie iedereen vertelt over vakanties in het buitenland en mensen vragen jou; wat heb jij gedaan? Ja ik was bij mijn oma.  Dat was ook heel leuk maar toch. Mijn moeder was huisvrouw en mijn vader werkte als  activiteitenbegeleider in de gehandicaptenzorg. Omdat we geen auto hadden reed hij dagelijks zo’n 20 km heen en 20 km terug op de brommer om bij zijn werk te komen. Ik had toen niet door dat er geldgebrek was .De verschillen worden duidelijker op het moment dat je bij andere kinderen gaat spelen. Toen kwam ik tot de ontdekking dat andere kinderen veel meer speelgoed, bijvoorbeeld computerspellen, hadden.  Dan ga je het verschil steeds meer zien. Dat onze positie  verbeterde merkte ik in 1988 toen we tijdens het EK voetbal  toch ineens een TV konden aanschaffen.  Voor het eerst kon ik op school  meepraten over televisieprogramma's. Daarvoor kon ik dat nooit; daar schaamde ik me soms voor en voelde me buitengesloten.

Hoe raakte je geïnteresseerd in de politiek?

Hoewel het thuis helemaal niet speelde was ik altijd al geïnteresseerd in politiek. We hadden wel een radio en daar luisterde ik heel veel naar. Ik las ook heel veel. Mijn moeder stuurde me soms naar de bieb. Die was een paar straten verderop. Het was bij ons thuis druk en ik was ook heel druk.  Ik kwam tot rust in de bibliotheek en ging helemaal  op in de wereld van het boek.  Ik heb daar bijvoorbeeld alle boeken van Jan Terlouw gelezen.  Mijn moeder  belde  aan het eind van de middag op en dan stuurde de bibliothecaresse mij naar huis. Ik liep dan een paar straatjes door en was in vijf minuten thuis. Ik denk dat ik een jaar of 7 was.
Op een gegeven moment ging ik daar ook de kranten lezen en het nieuws volgen en zo is mijn interesse in politiek ontstaan. Dat heb ik helemaal zelf moeten ontwikkelen.  De bieb is wat dat betreft ook heilig voor mij.

Hoe ben je tot je beroepskeuze gekomen?

Je best doen op school werd niet echt gestimuleerd. Zo heb ik op de middelbare school veel geklierd en aardig wat rottigheid uitgehaald. Na de MAVO heb ik overal en nergens gewerkt. Ik begon als dozen stapelaar in een sigarettenfabriek. Ik heb er  twaalf en een half jaar gewerkt. Onderaan de ladder begonnen en me uiteindelijk omhoog gewerkt totdat ik alle machines kon draaien Ik had geen technische opleiding maar ik heb me daar wel ontwikkeld. Toen de  productie werd verplaatst naar Polen was er een sociaal plan waardoor ik aan omscholing kon denken.

Hoe kwam je erachter wat je verder wilde?

Ik voelde me vanwege mijn eigen achtergrond altijd al betrokken bij jongeren die opgroeien vanuit een achterstandspositie In Arnhem, waar ik woonde, organiseerde ik weleens zaalvoetbaltoernooien  voor jongeren die net als ik uit een moeilijke positie kwamen of in een moeilijke positie zaten. Ik besloot daarom iets met jongeren te willen doen en heb de MBO SPW 4 opleiding gedaan. Dat ging me gemakkelijk af en vanuit de opleiding kreeg ik het advies om door te gaan naar het HBO. Niet lang daarna kwam ik mijn vrouw tegen die woonachtig was in Groningen. Ik ben in Groningen in deeltijd Maatschappelijk Werk en Dienstverlenging gaan studeren. Dat was één dag in de week naar school, daarnaast 28 uur werken in het Poortje. Op  mijn dertigste heb ik in deeltijd mijn HBO diploma gehaald. Ik was de eerste in onze familie met een HBO diploma. Namens de studentengeleding, heb ik in  de Hanzehogeschool Medezeggenschapsraad (HMR) gezeten. Toen heb ik ontdekt wat voor invloed je kunt uitoefenen wanneer je aan de tafel schuift waar besluiten worden genomen. In deze periode zijn de zaadjes gepland voor mijn politieke loopbaan.

Wat betekent jouw achtergrond voor jouw  persoonlijke en politieke keuzes?

Het duurde even voordat ik onze situatie thuis  goed kon duiden en wat dat heeft betekend voor de weg die ik gegaan ben. Achteraf bedenk je dat je ouders heel erg hebben moeten knokken om ervoor te zorgen dat ieder kind een boterham mee naar school kreeg. Mijn Molukse/ Indische familie kwam vanuit een oorlogssituatie naar Nederland. Mijn vader is in 1951 via kamp Schattenberg, kamp Vught, kamp Baarschot in barakkenkamp de Biezen bij Barneveld terechtgekomen. Mijn moeder is pas in 1967 naar Nederland gekomen. Zij behoorde tot de groep spijtoptanten. Ze moesten hard werken om een goed bestaan op te bouwen.

Het was een situatie waar mijn familie niet voor koos maar waar ze probeerde het beste van te maken. Het is een situatie waar veel asielzoekers in zitten, gevlucht vanwege oorlog en dan niet echt welkom zijn in een vreemd land. Ik zet me dan ook sterk voor de opvang van vluchtelingen in.

Mijn gedrevenheid voor het sociaal domein komt voort uit onze familiegeschiedenis. Ik weet hoe het is om in een achterstandssituatie te leven. Ik heb heel veel moeite met verspilling. Ik ben blij dat ik mijn kinderen speelgoed kan geven maar blijf kritisch op de manier waarop ze ermee omgaan.  De vluchtigheid  in de waardering  voor spullen ergert me. Dingen zijn niet vanzelfsprekend. Dat we hier kunnen leven in vrijheid en welvaart moet je koesteren en behouden. Daar hoort ook dankbaarheid bij.

Wat moet naar jouw idee echt veranderen?

De inkomensongelijkheid is echt veel te groot geworden.  Daar gaat het echt mis. Als je ziet dat ze in de top bakken met geld verdienen terwijl  ze aan de onderkant keihard moeten onderhandelen om een betere CAO te krijgen is absurd.  Ik las vandaag een verhaal over Martini zorg in het Dagblad van het Noorden. Mensen aan de bovenkant verrijken zich terwijl  ongekwalificeerd personeel met hele moeilijke mensen moeten werken en daar heel slecht voor betaald wordt. Persoonlijk belang staat dan voorop. Bij de Molukse gemeenschap staat het gemeenschappelijke, het collectieve belang voorop; met die gedachte ben ik opgegroeid. Het bij elkaar houden van de gemeenschap vraagt om gezagsdragers die autoriteit hebben. Van moederskant was dat bijvoorbeeld mijn oma. Zij bepaalde wat er gebeurde en je moet luisteren en gehoorzamen. Doe je dat niet  dan ben je niet ondergeschikt aan de groep en kun je ervoor zorgen dat de groep zich niet verder kan ontwikkelen.  

Waarom koppel je het collectieve belang aan het voegen naar autoriteit?

Vanuit mijn niet-westerse achtergrond horen gezag en autoriteit bij het vasthouden aan het collectieve belang. Veel mensen kennen de Pyramide van Maslow waarin zelfverwerkelijking de hoogste trap is. De Pyramide van Pinto schetst een waardensysteem waar eer in de gemeenschap de hoogste trap van menszijn is. Het collectief belang, waar ik mee ben opgegroeid, zit ook in noaberschap  en dat spreekt mij dus heel erg aan. Mensen willen van nature bij een groep horen. Het is tegelijkertijd een systeem waar ik mee worstel omdat de ontwikkeling van de gehele gemeenschap op momenten vraagt om ondergeschiktheid van het individu. Het botst wel eens met mijn vrouw. Zij vindt dat de kinderen altijd recht op uitleg hebben. Ik ben opgevoed met termen als “eert uw vader en uw moeder”. Zo was het in Nederland vroeger waarschijnlijk ook wel. Soms wil ik dan gewoon doorpakken en moeten kinderen gewoon luisteren. Dat laat ik niet zo gemakkelijk los terwijl het vaak niet functioneel is.

Hoe combineer je die traditie met je rebellie en je liefde voor het debat?

Ik ben ook heel westers geworden en rebelleerde tegen het gezag van mijn autoritaire vader. Ik  ben altijd een vragensteller geweest; bijvoorbeeld naar de tegenstelling tussen het geloof van de kerk en de tradities van de Molukse gemeenschap. Overleggen en vragen naar argumenten is een grote waarde voor mij.

Ik koester de democratische waarden en zie dat die in Nederland onder druk staan. Ik ben dan ook steeds op zoek naar hoe je democratische waarden en autonomie van mensen koppelt aan het gemeenschappelijke belang. Ik blijf van mening dat puur individualisme leidt tot puur eigen belang en dat is de bron van grote inkomensverschillen.

Wat ik het mooie vind aan lokale politiek is dat je een vertegenwoordigende rol hebt. Je vertegenwoordigt mensen die in je directe nabijheid leven. De kunst is dat het niet mijn verhaal is maar een verhaal  waar mensen zich in kunnen herkennen.  Die politieke overtuiging is in jaren gegroeid.

Je benoemt het belang van positie  hebben maar ook het belang van verbinding.

Ik kan heel primair reageren en denken: zo moet het. Ik weet dat ik heel stellig  kan zijn. Wil je de wereld eerlijker maken dan moet je veranderingen durven doorvoeren.  Tegelijkertijd zoek ik heel constructief de samenwerking  met bewoners en collega's in de gemeenteraad. Ik houd niet van politieke spelletjes. Soms noemen ze me naïef maar ik denk dat spelletjes niet nodig zijn. Je zit in de Raad namens burgers die gekozen hebben en je spreekt niet voor jezelf maar voor de inwoners van Tynaarlo. Hoe meer ik in gesprek met anderen tot een opvatting kom hoe minder ik in  mijn eigen emotie blijf hangen. Je moet ook van mening durven veranderen wanneer iemand goede argumenten heeft. Dat je in de politiek niet van mening zou mogen veranderen vind ik onzin.

Hoe kijk je naar het sociale domein met jouw expertise. Hoe groot is de armslag?

Ik denk dat met een hele andere aanpak veel verbetering mogelijk is. Als GroenLinks hebben we gezegd dat we preventie willen. Onlangs hadden we een gesprek met een welzijnsorganisatie.  Zij zeggen: wij zijn vrijwilligers en werken aan de voorkant.  Mijn schoonvader helpt bijvoorbeeld nieuwkomers met de thuisadministratie. Omdat vrijwilligers dichtbij mensen staan, zijn ze heel belangrijk bij het aanpakken van  problemen in een vroege fase. Ze doen het vanuit een andere bevlogenheid dan professionals en ze hebben enorm veel kennis in huis. We moeten veel meer werken aan het netwerk van vrijwilligers en professionals.

Wat ook helpt is dat je mensen in  de bijstand of een re-integratie traject anders benaderd. Plaats de Wereld bijvoorbeeld maakt geen enkel onderscheid tussen mensen maar noemt ieder die iets doet vrijwilliger. Dat maakt dat mensen aangesproken worden op wat ze bijdragen aan het geheel.
Het doet er echt toe hoe je mensen aanspreekt. Alleen de termen  professional en cliënt geven al een afstand weer. De professional weet het en de cliënt niet. Professionele distantie gold lang als de beste houding voor een professional. Dat verandert gelukkig steeds meer. Ik denk dat mensen sneller weer opbloeien wanneer ze zelf meer regie kunnen nemen en steun vinden in de directe omgeving.
Als gemeente denken we het soms ook allemaal beter te weten.

Je zegt eigenlijk dat het benadrukken van  de kwetsbaarheid de problemen vergroot.

Dat klopt! De meeste mensen gaan niet met plezier naar de balie om te zeggen dat ze een uitkering nodig hebben. Het wantrouwen waarmee mensen door de gemeente benaderd worden versterkt een negatief gevoel.  O jij hebt hulp nodig? Even kijken of je er wel recht op hebt. Wanneer er dan één bewijs ontbreekt  bij de documenten kan de aanvraag al afgewezen worden. Daar kunnen we als partij iets in betekenen. Je mag er zijn en je hebt recht op vertrouwen.  Ik werkte bij de Fryske Marren.  Daar was een cultuur van: hier levert iedereen een topprestatie en wij willen het beste voor de inwoners. Wanneer iemand belde moest je binnen 48 uur reageren anders kreeg je het te horen van je leidinggevende.  Mensen in die gemeente zijn ook heel tevreden. De vraag is wat mij betreft wil je een sturende of faciliterende gemeente zijn dan zet ik in op het laatste.